Naamgeving
Nederlands
Gewone zilverspar
Wetenschappelijk
Abies alba
Herkomst
Europa
Frankrijk, Pyreneeën, Alpen, oostelijk tot de Tatra en zuidelijk tot het Balkangebergte
In Nederland wordt de boom vanaf 1600 aangeplant, zelden in bosverband.
Kenmerken
Hoogte: > 50 m
Kroon: In de jeugd een kegel, de oude boom recht met een bredere top
Blad: 2-3 cm lang, met aan de top een kleine inkeping, naalden op bovenkant takjes onder een hoek gesplitst (30°)
Kegels: Hoog in oudere bomen, uiteenvallend
Schors: grijs, later in kleine rechthoekige schubjes
Wetenswaardig
Boom gedijt het best in gebergten, waar hij oud kan worden. In West-Europa weinig in laaglandbossen, vanwege de gevoeligheid voor een bladluis die de bomen ontbladert.
Het hout is witachtig, zacht en rechtdradig. Voor veel doeleinden geschikt, vooral gunstig door rechtheid en grote lengtes. In de latere middeleeuwen vaak ingevoerd voor scheepsmasten.
Bij onze oosterburen is de boom als Tannenbaum bekend.