Op 18 oktober jl. verzamelden zich ruim 20 Arboretum-vrijwilligers in een zaal van de Drentse Golf en Country Club. Terwijl de mist op de golfbaan langzaam plaatsmaakte voor een prachtig najaarszonnetje luisterde het gezelschap naar een boeiende inleiding over snoei van zich ontwikkelende bomen (begeleiding snoei) en maaibeheer. Spreker was Thijs Blom van Stichting Landschapsbeheer Drenthe (SLD). Thijs is al eens op bezoek geweest in het Arboretum om in het veld uitleg te geven over het snoeien van bomen. Dat was toen een praktijkles voor een kleine groep vrijwilligers.
Thijs is contactpersoon van de SLD voor vrijwilligersgroepen die aan bos- en landschapsonderhoud doen. Hij zorgt er o.a. voor dat de ca. 400 vrijwilligers in Drenthe kunnen beschikken over allerlei soorten handgereedschap die de Stichting in voorraad heeft.
Tijdens en na het informatieve verhaal waren er veel vragen en was er een levendige discussie over het nut van verschraling door de afvoer van maaisel. Daarna liet Thijs in het veld, als voorbeeld, zien hoe enkele jonge berken en een paar lage eikenbomen door snoei een betere vorm zouden kunnen krijgen.
Begeleiding snoei
Thijs maakte duidelijk dat begeleiding snoei meteen begint als een boompje wordt geplant. Dan al is het nuttig om te beoordelen of er takken weg kunnen die bij de verdere groei van de boom “problemen” kunnen gaan opleveren. Begeleiding snoei wordt uitgevoerd in de eerst 15 jaar vanaf de plant datum. De snoei kan het best elke 3 tot 5 jaar plaatsvinden. Daarna heeft de boom zijn min of meer definitieve vorm en hoeft alleen nog onderhoud snoei te worden uitgevoerd. Thijs gaf een aantal handvatten voor het effectief uitvoeren van de onderhoud snoei: onder meer over het herkennen van probleemtakken en de hoeveelheid bladmassa die per keer gesnoeid mag worden.
Verschraling door maaien
Thijs ging ook uitgebreid in op het maaien van de kruid laag in het Arboretum. Maaimomenten, vormen van maaien en wel of niet afvoeren van het maaisel kwamen aan de orde. Afvoeren van het maaisel leidt na vele jaren tot verschraling van het bovenste deel van de bodem. Hierdoor ontstaat op termijn een veel minder hoge en meer soortenrijke kruidenvegetatie.
Maar op enkele plaatsen in het Arboretum leek verschralingsbeheer hem zinvol. Op sommige plekken staan de bomen wat verder uit elkaar als een soort boomweide. In deze delen kan verschraling leiden tot een mooiere ondergroei. Dat geldt ook voor grasstroken op de grens van paden en de bosvakken. Hier en daar in het Arboretum waar jonge aanplant staat is de vegetatie opvallend ruig met hoog opgaande grassen, bramenstruweel en soms ook brandnetels. Op dat soort plekken kan consequent maaien afvoeren nuttig zijn om de verruiging de kop in te drukken tijdens de ontwikkeling van de jonge aanplant.
© Foto’s: Bert Witvoet